Andere uitdagingen die we op ons af zien komen
We hebben deze periode ook gebruikt om uitvoerig door onze financiën te gaan en te onderzoeken hoe onze inkomsten en uitgaven er tot 2050 uit zouden kunnen zien. We hebben u hierover geïnformeerd met het rapport Betaalbaar Almere 2050. De grote winst van dit onderzoek is dat het college en de gemeenteraad nu en in de toekomst beter inzicht krijgen in wat beleidskeuzes van nu betekenen voor de begroting op de lange termijn.
In dit hoofdstuk lichten we een aantal grote onderwerpen uit, die uit deze onderzoeken naar voren komen. Het zijn de grote onderwerpen waarvan wij nu weten dat ze ons veel geld gaan kosten. Maar dit lijstje is niet uitputtend. Er spelen meer onderwerpen waarvan we verwachten dat deze ons ook geld zullen kosten, waaronder een deel van de opgaven uit de afgelopen periode die in het vorige hoofdstuk benoemd zijn. De onderstaande onderwerpen vormen daar een aanvulling op.
We verwachten dat het saldo van onze begroting over 30 jaar rond de nullijn schommelt
Dit betekent dat de structurele kosten en inkomsten in 2050 ongeveer even hoog zijn. We hebben hierbij geen rekening gehouden met nieuwe ambities en toekomstige opgaven. We hebben ook geen rekening gehouden met de eenmalige meevallers, zoals de winst uit het grondbedrijf en uit het gemeentefonds.
De afgelopen tijd hebben we een aantal van onze toekomstige opgaven als college met elkaar besproken. De opgaven die we kennen en besproken hebben lichten we hieronder uit. Deze lijst is dus niet uitputtend, maar geeft wel een indicatie wat ons de komende tijd te wachten staat.
Daarbij hebben we ook aandacht voor hoe we op dit moment omgaan met de groei van de stad in relatie tot de groei van de budgetten en hoe dit mogelijk anders kan.
Autonome groei
Met autonome groei bedoelen we de automatische groei van het budget in relatie tot de groei van de stad. Als we hier in de begroting geen rekening mee houden, dan ontstaan er tekorten of achterstanden op taken die we maar zeer beperkt kunnen beïnvloeden. Ook zijn we zonder autonome groei indirect aan het bezuinigen, zonder dat daarover een expliciet besluit is genomen. Daarom vragen we aandacht voor dit onderwerp.
Onze uitgangspunten voor autonome groei zijn namelijk verouderd of niet gekoppeld aan de groei van de stad.
Dit speelt ook bij taken die wij in de begroting wel gekoppeld hebben aan autonome groei. Bijvoorbeeld bij het beheer en onderhoud van de stad waar we € 500 voor vrijmaken voor elke nieuwe woning. Dit bedrag voor het beheren en schoonmaken van de stad is ongeveer vijftien jaar geleden vastgesteld. Deze problematiek speelt ook bij de jeugdhulp en de Wmo. Binnen het sociaal domein laten we de kosten van de jeugdhulp zonder verblijf met beschikking, de Wmo ondersteuningsarrangementen en de Wmo hulpmiddelen met 3% per jaar groeien. Maar ook de percentages van het sociaal domein zijn niet goed onderbouwd. Zo zijn de percentages bijvoorbeeld niet gekoppeld aan de groei van het aantal jongeren of ouderen.
Daarnaast zijn er wettelijke taken waar we in de begroting nog geen autonome groei voor toepassen. Dit gaat bijvoorbeeld over schuldhulpverlening, uitvoeringskosten voor de bijstand, milieuvergunningen, uitvoeringskosten van belastingen, leerlingenvervoer, onze bijdrage aan de Veiligheidsregio Flevoland en het klantcontractcentrum. Als de stad groeit, nemen ook de kosten voor deze activiteiten toen. We reserveren hier geen geld voor. We hanteren nu vaak een ‘piep-systeem’: pas als het gaat piepen en kraken en het echt niet meer gaat, lossen we een knelpunt op. Hierdoor hebben we bij de begroting vaak te maken met knelpunten en verrassingen.
We adviseren daarom om de uitgangspunten voor autonome groei bij de Programmabegroting 2023 bij te stellen. De raad en het college kunnen dan van tevoren een beter integraal besluit nemen over waar het geld aan uitgegeven moet worden. Dit moet ook zorgen voor minder verrassingen en minder knelpunten. Hier staat tegenover dat als we bij meer activiteiten de kosten automatisch laten meegroeien er minder begrotingsruimte is voor (nieuw) beleid of dat we eerder moeten bezuinigen.
Almere Centrum
In Almere Centrum voegen we veel woningen, groen en voorzieningen toe. Er komen tussen 2020 en 2030 tenminste 6.600 extra woningen bij die ruimte geven aan een grote diversiteit aan bewoners, gebruikers en leefstijlen. Een aantal dat mogelijk kan oplopen naar ongeveer 15.000 extra woningen tot 2050.
Daarnaast kent het Centrumplan ruimte voor een maatschappelijk en commercieel programma van ruim 110.000 m2. Het voorzieningenniveau groeit op deze manier mee met de stad.
Deze ontwikkeling van Almere Centrum betekent ook dat een aantal maatschappelijke voorzieningen uit het centrum verplaatst zal worden naar een plek elders in de stad. Dit is op dit moment nog niet meegenomen in de kosten.
We hebben een eerste financiële inschatting gemaakt voor wat dit deze raadsperiode kost. Bij elkaar telt dit op tot een investering van € 81 miljoen verdeeld over de periode tot 2040. Dit bedrag is een eerste inschatting. De ontwikkelingen aan de oostzijde van het centrum, de omgeving rondom het station en de bijbehorende bovenplanse voorzieningen kosten ons € 33 miljoen. Voor de periode 2027 tot en met 2031 verwachten we € 37 miljoen voor investeringen tekort te komen. Voor 2032 tot en met 2040 is dit nog € 11 miljoen. We gaan nog onderzoeken naar hoe we dit kunnen betalen.
Beheer en onderhoud van de openbare ruimte
We hebben onderzocht of we genoeg geld hebben om het beheer van de stad ook in de toekomst te kunnen blijven betalen. Dit is opgeschreven in het Strategisch Assetmanagementplan (SAMP).
We geven op dit moment ongeveer € 58 miljoen per jaar uit aan beheer en onderhoud voor de openbare ruimte van de huidige stad. Dit geld is bedoeld voor het dagelijks verzorgend onderhoud (DVO), vervangingsinvesteringen, groot onderhoud en grote projecten. We verwachten dat het beheer en onderhoud van de bestaande stad in de periode 2026-2050 gemiddeld € 33 miljoen per jaar extra kost. Dit komt omdat de stad sterk groeit en onze jonge stad voor het eerst grootschalig te maken krijgt met vervanging en groot onderhoud van objecten in de openbare ruimte. De totale kosten komen dan vanaf 2026 uit op ongeveer € 91 miljoen per jaar. We doen deze inschatting op basis van de voorlopige uitkomsten van het SAMP.
Lenen lijkt de enige manier om beheer en onderhoud betaalbaar te houden
Op dit moment betalen we de vervangingsinvesteringen in de openbare ruimte in één keer uit onze begroting. We betalen het dus met “eigen geld”. We zouden kunnen zeggen met ons eigen spaargeld. Maar het gaat om investeringen die wel 30 en soms wel 100 jaar mee gaan. We kunnen er daarom ook voor kiezen om een geldlening af te sluiten. We kunnen de investering dan uitsmeren over de jaren dat we er gebruik van maken en daarmee ook de pieken opvangen. We houden dan de eerste jaren geld over. Uiteindelijk zijn we echter wel duurder uit omdat we ook rente moeten betalen over de lening.
Als we ervoor kiezen om niet meer te sparen en in plaats daarvan ieder jaar te lenen voor de vervangingsinvesteringen is er de komende jaren minder extra geld nodig. Dit komt omdat de kapitaallasten dan lager zijn dan het bedrag dat wij nu jaarlijks in één keer uit onze begroting betalen. Doordat we ieder jaar blijven investeren nemen de rente- en afschrijvingskosten elk jaar verder toe. Uiteindelijk is er dus wel structureel extra geld nodig. Er blijft incidenteel € 150 miljoen over als we gaan lenen in plaats van sparen voor beheer en onderhoud.
Bevolkingsvolgende voorzieningen
We zijn als gemeente eigenaar van een flink aantal gebouwen in de stad. Deze gebouwen zijn bedoeld voor inwoners om elkaar te ontmoeten, te sporten en bieden ruimte voor cultuur en onderwijs. Omdat we verder groeien, hebben we meer van deze gebouwen en voorzieningen nodig. We noemen dit daarom bevolkingsvolgende voorzieningen.
We verwachten tot 2050 ook veel van de bestaande gebouwen te moeten renoveren of vervangen. Behalve voor onderwijshuisvesting hebben we hiervoor nog geen beleid of investeringsplanning. De middelen hiervoor hebben we ook niet structureel opgenomen in de begroting, ook voor onderwijshuisvesting niet.
Nieuwe investeringen in deze voorzieningen worden nu op ad hoc basis door de gemeenteraad beschikbaar gesteld. Uit de praktijk blijkt dat de bevolkingsvolgende voorzieningen die de afgelopen jaren zijn gerealiseerd vaak met een ad hoc werkwijze tot stand zijn gekomen. We hebben juist behoefte aan een meerjarige visie. Daarom is in 2021 een bestuursopdracht door het college vastgesteld voor het opstellen van een visie en afwegingskader zodat bepaald kan worden wat er in de toekomst nodig is. Die visie en dat kader wordt binnenkort ter besluitvorming voorgelegd. Waarschijnlijk komt hierbij het advies, om de visie en het kader verder te concretiseren, een kader met referentienormen voor bevolkingsvolgende voorzieningen op te stellen. Daarbij moet men wel bedenken dat bevolkingsvolgende voorzieningen voor een deel maatwerk zijn. Wijken hebben op grond van hun bevolkingssamenstelling verschillende behoeftes.
We hebben uitgerekend hoeveel we moeten betalen voor het bouwen van nieuwe en de vervanging van bestaande voorzieningen. De vraag naar nieuwe voorzieningen wordt daarbij bepaald door de groei van de stad. Zo hebben we bijvoorbeeld meer scholen nodig omdat de stad groeit. We verwachten dat dit tot 2050 ongeveer € 1,3 miljard kost. Dit is exclusief de vervangingen in de openbare ruimte.
Hiervan verwachten we € 580 miljoen te moeten investeren in de vervanging van bestaande scholen. Dit blijkt uit het Integraal Huisvestingsplan. In de inschatting zitten ook de kosten voor parkeren. We verwachten hiervoor dat we de bovengrondse parkeergarages en de parkeerterreinen vervangen voor ondergrondse parkeergarages. Daarnaast houden we ook rekening met renovatie van garages.
We verwachten ook nog andere investeringen te moeten doen voor nieuwbouw of vervanging de komende jaren. Dit gaat onder meer over sportvoorzieningen, buurt- en jongerencentra, afvalinzameling, stadhuis, bibliotheken, brandweerkazernes en cultuurgebouwen.
Voor de berekeningen van deze investeringen houden we alleen rekening met wat het vervangen of bouwen van een gebouw kost. In deze berekening zit nog niet het benodigde personeel voor bijvoorbeeld welzijnswerk in de wijken. Met de groei van de stad, en meer maatschappelijke voorzieningen, zal er ook meer personeel nodig zijn. Dit zal nog meer extra kosten met zich meebrengen.
Toekomstbestendige handhaving
Almere groeit maar het gemeentelijke toezicht en de handhaving groeit al jaren niet mee. Naast de groei neemt ook de complexiteit van handhaving toe. We hebben ook te maken met nieuw beleid wat van invloed is op de hoeveelheid werk voor handhaving en toezicht. Handhaving of toezicht wordt nu ingezet op basis van signalen, meldingen en handhavingsverzoeken. Het aantal meldingen is de afgelopen jaren fors toegenomen en de capaciteit ontbreekt om ze op te pakken. Dit leidt tot klachten. Het toezicht en de handhaving moet veranderen en doorontwikkelen. Verandering is nodig vanwege nieuwe ontwikkelingen zoals de Omgevingswet, de Participatienota, nieuwe uitgangspunten voor een informele aanpak, bezwaar/beroepsprocedures en transparantie (Wet open overheid).
We hebben extern onderzoek laten doen. Daaruit blijkt dat we voor de onderdelen openbare ruimte en de bebouwde omgeving extra personeel nodig hebben.
In de openbare ruimte lopen momenteel circa drie buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) -koppels tijdens de daguren. Er is daarnaast een grote achterstand in het tijdig afhandelen van meldingen openbare ruimte. Er zijn in totaal vier extra boa-koppels nodig (7 dagen per week), waarvan een koppel dat projectgericht ingezet wordt op meldingen openbare ruimte. In de bebouwde omgeving is er sprake van een achterstand in het tijdig verwerken van meldingen en handhavingsverzoeken. Het is ook nodig om meer preventieve controles uit te voeren. Landelijke richtlijnen over brandveiligheidstoezicht worden bijvoorbeeld niet gehaald.
In totaal is er structureel € 1,9 miljoen nodig. Dit is nog exclusief de groei van de stad.
Als we dit niet herstellen kan dit meerdere gevolgen hebben voor de stad. Zo kan de achterstand van het behandelen van vragen en handhavingsverzoeken toenemen met potentiële risico’s voor de omgeving. Ook kan het gebeuren dat we niet langer voldoen aan de wettelijke taak die de gemeente heeft volgens het Omgevingsrecht.